Het landschap van het IJsselmeergebied is in grote mate bepaald door (experimenten van) de mens. Het binnendijkse landschap werd alsmaar ontgonnen voor landbouw en bewoning, waardoor de bodem daalde en Nederland steeds meer onder de zeespiegel kwam te liggen. Hierdoor bouwen en versterken wij al eeuwenlang dijken om de voeten droog te houden [1]. De Zuiderzeesteden waren met name in de Gouden Eeuw belangrijk voor de Nederlandse economie, maar kenden in de achttiende eeuw ook een enorme achteruitgang. Dit resulteerde in een leegloop en gedeeltelijke sloop van de Zuiderzeesteden. In de tweede helft van de negentiende eeuw krabbelde de economie langzamerhand op en werden de eerste plannen voor de Zuiderzeewerken gemaakt. Deze hoge en rechte dijken, die drooggelegde gebieden afzonderden van het water, zijn het voorbeeld van een ‘man made landschap’. Hetzelfde geldt eigenlijk ook voor de kronkelige dijken van de kust, die als recht zijn aangelegd, maar door de tijd heen zijn vervormd door de natuur. Deze twee worden samen met de oude Zuiderzeesteden en archeologische en aardkundige restanten in de nationale Cultuurhistorische IJsselmeerbiografie gezien als de ruimtelijke karakteristieken van het huidige IJsselmeergebied [2].
Het ruimtelijk perspectief op het IJsselmeergebied draait volgens Mark Eker om (de waarde van) de leegte van het platte wateroppervlak in de leegte van het overwegend platte omliggende land. In die waterleegte is de geschiedenis niet direct afleesbaar en de tijdsdiepte niet waarneembaar. De beleving van die leegte gaat op het water dieper dan je denkt, met dank aan het weer. Bij zonnig en onbewolkt weer kan het water blauw zijn door de weerspiegeling van de lucht en lijkt alles wat je ziet dichterbij. Bij harde wind is het water groener en de ruimte kleiner. Het gevoel van comfort en veiligheid verdwijnt dan, en de aanwezigheid van (potentieel) gevaar maakt de beleving van het IJsselmeergebied intens en het landschap subliem. Veel mensen kennen deze dimensies niet.De meeste zien het IJsselmeer vanaf een dijk, op enkele meters boven het wateroppervlak. Vanaf deze veilige plek lijkt het waterlandschap vaak liever dan het daadwerkelijk is. In wat het weer en de seizoenen doen met zicht, kleur en het gevoel van veiligheid, zit het onalledaagse van het IJsselmeergebied. Dit bestaat naast de ruimtelijke kwaliteiten ende cultuurhistorische verhalen, Het zou een belangrijkere plek moeten krijgen bij het denken over toekomstige ontwikkelingen.
De kwaliteit van een onalledaags landschap zal echter niet zomaar wijzigen. Het watervlak blijft alomtegenwoordig en het weer zal voor een variatie van zachtheid en (potentieel) gevaar blijven zorgen. Een groter gevaar schuilt in het aantasten van de kwaliteit van ‘de leegte in de leegte’, als de randen – rondom en over een grote afstand – meer gearticuleerd worden. De waterleegte wordt begrensd en daarmee minder vloeiend, ontwapenend en karakteristiek voor de delta. Windmolens, zonnevelden en bebouwing langs de randen van het IJsselmeergebied maken het IJsselmeer minder van zichzelf, maar meer van de mens. Misschien zijn ontwikkelingen aan de randen daarom nog wel kritischer en bedreigender voor de kwaliteit van het gebied dan ontwikkelen in het IJsselmeer zelf, op substantiële afstand van de randen.
In discussies over de kwaliteit van het IJsselmeergebied staat ‘de leegte’ (openheid) als kwaliteit altijd onbetwist bovenaan. Het niet/nauwelijks mogen aantasten van de leegte zorgt tot nu toe voor een voorzichtige, en eenzijdige focus op de randen van het IJsselmeergebied. Als in plaats van de leegte ‘het sublieme’ als kernkwaliteit voor ontwikkelingen wordt genomen, zijn wellicht andere opties en richtingen denkbaar. Bijvoorbeeld een (beperkt aantal) hele hoge windmolens – ‘type Noordzee’- in het zwaartepunt van het IJsselmeer, waar je tussendoor kunt varen als een lesje in nederigheid? Of een onalledaags (bebouwd) eiland zoals Alcatraz, dat plotseling opdoemt in de mist?
Om de toekomstige ontwikkelingen in het IJsselmeergebiedwerkelijk een goede plek en passend vorm te geven moeten we een discours durven optuigen dat verder gaat dan alleen het ruimtelijke. Behouden van / werken aan / spelen met de sublieme kwaliteit van het IJsselmeergebied moetals uitgangspunt worden genomen voor toekomstige ontwikkelingen. Wat kan wél in het IJsselmeer en welke ontwikkelingen zouden het sublieme kunnen versterken? Betrokken partijen moeten worden uitgedaagd tot een discussie voorbij het ruimtelijke alleen, met aandacht voor gebeurtenissen in het verleden én voor de kansen in de onvoorstelbare toekomst. Hiervoor is niet alleen participatie en ontwerpkracht nodig, maar ook moed. En juist daarmee kan het IJsselmeergebied zich opnieuw uitvinden.
Bronnen:
[1] Bureau Overland, Cultuurhistorische IJsselmeerbiografie. Synthese met ruimtelijke karakteristieken als bouwstenen voor ontwikkeling, Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed 2017.
[2] Palmboom, F., IJsselmeergebied. Een ruimtelijk perspectief, Nijmegen (Uitgeverij Vantilt) 2016.